De huidige Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) wordt de komende jaren vervangen door nieuwe Europese anti-witwasregels. Dit zogenoemde AML-pakket bestaat uit verschillende wetgevingsstukken, waaronder AMLR, AMLD6 en AMLAR.
Alhoewel er in aanloop naar de datum waarop de regelgeving van toepassing wordt, nog veel aanvullende regels en richtsnoeren komen, is sowieso bekend dat de vereisten aan het cliëntenonderzoek aanzienlijk zullen wijzigen. Daar waar onder de Wwft veel open normen zijn, gaan deze onder de nieuwe regels verder ingevuld en bepaald worden. Het principe van risk-based werken blijft bestaan onder het EU-witwaspakket, zo benadrukt ook de minister van Financiën in zijn brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer op 14 mei jl. De invulling van de risico’s zal echter strakker worden gereguleerd. Hierdoor zal er naar alle waarschijnlijkheid minder flexibiliteit komen in het soort informatie die opgevraagd dient te worden.
Het is dus zaak hier tijdig op voorbereid te zijn.
In dit thema-artikel gaan wij in op de belangrijkste wijzigingen voor het cliëntenonderzoek, voor zover nu bekend en verwacht.
Het verifiëren van een identiteit moet plaatsvinden aan de hand van documenten, gegevens of inlichtingen uit betrouwbare en onafhankelijke bron. In de Wwft is dit een open norm. In de nieuwe regelgeving zullen hiervoor exacte informatievereisten komen, waaronder volledige naam, geboorteplaats en -land en alle nationaliteiten van de cliënt. Dit heeft impact op de manier van verificatie en de documenten die daarvoor gebruikt mogen worden.
In de Wwft bestaat een cliëntenonderzoek onder meer uit het identificeren van de UBO en het nemen van redelijke maatregelen om de identiteit van de UBO te verifiëren. In de nieuwe regelgeving komt hierbij dat een instelling overtuigd zal moeten zijn wie de UBO is. Dit betekent dat je moet hebben vastgesteld wie de persoon is die uiteindelijk de controle heeft. Dit kan door middel van onderzoek en verificatie van eigendomsstructuren en andere relevante informatie. Daarbij komt dat, waar in de Wwft een UBO veelal wordt bepaald door het direct of indirect houden van meer dan 25% (van aandelen, stemrechten of van het eigendomsbelang), de AMLR de grens stelt op 25% of meer. Wat blijft, is dat de 25%-regel altijd indicatief is bedoeld: ook personen met een kleiner belang kunnen als UBO worden aangemerkt, bijvoorbeeld als zij op een andere manier de uiteindelijke zeggenschap hebben.
Er komen specifieke vereisten voor het verkrijgen van informatie voor elke laag in de structuur, zoals juridische vorm, registratie en land van oprichting. Er is bovendien sprake van een complexe structuur als er meer dan twee lagen van eigendom zijn. Ook komt in de nieuwe regelgeving de eis om de bedrijfsvoering van de cliënt te analyseren en hier zo nodig informatie over te verkrijgen. In de praktijk betekent dit dat het gedrag en de activiteiten van de cliënt actief moeten worden meegenomen en vastgelegd, bijvoorbeeld via adverse media screening.
Dit houdt in dat instellingen informatie moeten verzamelen, analyseren en interpreteren om de zakelijke relatie goed te begrijpen. Begrijpen gaat een stap verder dan vaststellen en impliceert dat je een dieper inzicht en het vermogen moet hebben om de verkregen informatie helder te interpreteren. Ook hiervoor geldt dus dat de activiteiten van de cliënt meegenomen zullen moeten worden, net als onder meer de bron en de bestemming van de geldmiddelen die onderdeel zijn van de (voorgenomen) zakelijke relatie. Hiervoor zullen aanvullende technische standaarden komen.
Screening komt expliciet in scope, en wel op sanctiescreening van cliënten, UBO’s en alle entiteiten of personen die eigendom hebben in de cliënten. In de praktijk hoeft dit weinig impact te hebben, omdat de Sanctiewet 1977 instellingen nu al verplicht om hun klanten te controleren op sanctielijsten om te voorkomen dat ze zaken doen met gesanctioneerde personen of entiteiten.
Ook onder de nieuwe regels is het mogelijk onderscheid te maken tussen vereenvoudigd en verscherpt cliëntenonderzoek. Door de aanvullende regels die er gaan gelden, wordt het nog belangrijker om hier duidelijk onderscheid in te maken in het CDD-beleid en de cliëntdossiers.
Er dient nog verdere verduidelijking te komen voor de uitleg van de diverse bepalingen door middel van technische standaarden (RTS). Dit maakt het een uitdaging voor instellingen om zich nu al tot in detail voor te bereiden. Toch zijn er al zaken die gedaan kunnen worden. Denk bijvoorbeeld aan een assessment om je bewust te worden en in kaart te brengen waar de grootste impact zal zijn. Wij kunnen je hierbij helpen, onder meer met de Ruler Regulatory Change module. Uiteindelijk zal de nieuwe regelgeving het beleid (waaronder CDD en datamanagement), de procedures, de systemen en processen en rapportages raken.
Per 10 juli 2024 zijn de AMLR en AMLD6 in werking getreden. Zowel de AMLR als de AMLD6 zijn grotendeels van toepassing vanaf 1 juli 2027. Daarnaast is de Verordening tot de oprichting van de Europese AML/CFT-autoriteit (AMLAR), per 25 juni 2024 in werking getreden en is per 1 juli 2025 grotendeels van toepassing.
Ook de AMLA (EU Authority for Anti-Money Laundering and Countering the Financing of Terrorism) zal een actieve rol hebben. Deze nieuwe Europese toezichthouder, krijgt een centrale rol bij het opstellen van richtsnoeren en technische normen voor de uitvoering van de AMLR en AMLD6.
Een eerste concepttechnische standaard (RTS) is recent door de EBA aan de markt voorgelegd als advies. Na het sluiten van de consultatie zal deze verder worden uitgewerkt en aan de Commissie als advies worden ingediend. Echter, alleen de AMLA is bevoegd om een RTS voor te stellen aan de Commissie.
De komende periode blijven we de ontwikkelingen nauwlettend volgen en houden we je op de hoogte via onze website en onze maandelijkse nieuwsbrief. Je kunt je hier aanmelden voor onze nieuwsbrief:
Heb je vragen of wil je weten wat deze wijzigingen betekenen voor jouw instelling? Neem contact met ons op.